maandag 12 november 2018

Zielsverwanten


Zielsverwanten

“Ik had wel eens gehoord van ‘zielsverwanten’, maar ik had geen idee dat zo’n iemand kon bestaan – tot ik jou ontmoette.”
Na lange tijd elkaar niet gezien te hebben zitten mijn jeugdvriendin en ik ergens in Nederland gezellig koffie te drinken. Een aardige ober vroeg net nog of we zussen zijn. Die vraag hebben we vaker gehoord. Zo veel lijken we op elkaar. Vooral onze ogen. Bijzonder. Vooral omdat we qua uiterlijk helemaal niet op elkaar lijken. Onze ogen ook niet. Maar onze zielen wel. En ogen zijn de spiegels van de ziel. Dan klopt dat. Dan zijn onze ogen hetzelfde. Tegelijkertijd vol levensverdriet en levensvreugde. Moe en ondeugend. Wijs en kinderachtig. Onze ogen spreken boekdelen.
We vertellen elkaar hoe we ons voelen de laatste tijd. Het gaat met beide niet zo goed. Herkenbaar. We hebben precies dezelfde kwaaltjes. We slapen allebei slecht. Een van ons begint een zin en de ander maakt het af. Het is als vanouds.
En toch is alles anders. We zullen nooit meer hetzelfde zijn. De rust in onze ogen kan zo plaats maken voor paniek.

Zij rommelt in haar tas. “Hier. Verlaat verjaardagscadeautje.“ Zij legt een cadeautasje op de tafel tussen ons. Zij was het niet vergeten. Een mooi ingepakt doosje. “Ti Sento”. Er zit ook een kaart bij. “Voor die ene persoon die ik beschouw als mijn zielsverwant.” En nog een heel verhaal. Door Carey Martin geschreven. Maar eigenlijk door mijn vriendin, want het gaat over ons. In het doosje zitten oorbellen. Bijna dezelfde als die zij draagt. Die ene die ik altijd mooi heb gevonden.
Zij vertelt wat er allemaal mis gaat met de verbouwing bij haar thuis. De klusjesman heeft niet alles netjes afgewerkt. Hij moet terug komen en zij voelt zich daar niet prettig bij. “De klusjesman heeft ook een oorlog meegemaakt. Maar hij heeft echt last van PTSP (Post Traumatisch Stress Syndroom).” “Oh, hoezo?” vraag ik geïnteresseerd. “Bij enige opmerking over zijn werk voelt zich snel aangevallen. Gaat meteen zijn denkbeeldige loopgraaf graven om te schuilen. Daarvandaan terugvechten.”
“De meeste mensen zijn zo. Het is nooit hun schuld” merk ik op. “Ja, maar hij krijgt zo’n blik in zijn ogen, kijkt wild om zich heen alsof zijn leven er vanaf hangt.” “Wij zijn eigenlijk ook zo” zeg ik zachtjes. Onze ogen vinden elkaar en de tranen rollen langs onze beide wangen. Zielsverwanten.


4 opmerkingen:

graag uw reactie hierin plaatsen