Zielsverwanten
“Ik had wel eens gehoord van ‘zielsverwanten’, maar ik had
geen idee dat zo’n iemand kon bestaan – tot ik jou ontmoette.”
Na lange tijd elkaar niet gezien te hebben zitten mijn
jeugdvriendin en ik ergens in Nederland gezellig koffie te drinken. Een aardige
ober vroeg net nog of we zussen zijn. Die vraag hebben we vaker gehoord. Zo
veel lijken we op elkaar. Vooral onze ogen. Bijzonder. Vooral omdat we qua
uiterlijk helemaal niet op elkaar lijken. Onze ogen ook niet. Maar onze zielen
wel. En ogen zijn de spiegels van de ziel. Dan klopt dat. Dan zijn onze ogen
hetzelfde. Tegelijkertijd vol levensverdriet en levensvreugde. Moe en
ondeugend. Wijs en kinderachtig. Onze ogen spreken boekdelen.
We vertellen elkaar hoe we ons voelen de laatste tijd. Het
gaat met beide niet zo goed. Herkenbaar. We hebben precies dezelfde kwaaltjes.
We slapen allebei slecht. Een van ons begint een zin en de ander maakt het af.
Het is als vanouds.
En toch is alles anders. We zullen nooit meer hetzelfde
zijn. De rust in onze ogen kan zo plaats maken voor paniek.
Zij rommelt in haar tas. “Hier. Verlaat verjaardagscadeautje.“
Zij legt een cadeautasje op de tafel tussen ons. Zij was het niet vergeten. Een
mooi ingepakt doosje. “Ti Sento”. Er zit ook een kaart bij. “Voor die ene persoon die ik beschouw als
mijn zielsverwant.” En nog een heel verhaal. Door Carey Martin geschreven. Maar
eigenlijk door mijn vriendin, want het gaat over ons. In het doosje zitten
oorbellen. Bijna dezelfde als die zij draagt. Die ene die ik altijd mooi heb
gevonden.
Zij vertelt wat er allemaal mis gaat met de verbouwing bij
haar thuis. De klusjesman heeft niet alles netjes afgewerkt. Hij moet terug
komen en zij voelt zich daar niet prettig bij. “De klusjesman heeft ook een oorlog
meegemaakt. Maar hij heeft echt last van PTSP (Post Traumatisch Stress
Syndroom).” “Oh, hoezo?” vraag ik geïnteresseerd. “Bij enige opmerking over
zijn werk voelt zich snel aangevallen. Gaat meteen zijn denkbeeldige loopgraaf graven
om te schuilen. Daarvandaan terugvechten.”
“De meeste mensen zijn zo. Het is nooit hun schuld” merk ik
op. “Ja, maar hij krijgt zo’n blik in zijn ogen, kijkt wild om zich heen alsof
zijn leven er vanaf hangt.” “Wij zijn eigenlijk ook zo” zeg ik zachtjes. Onze
ogen vinden elkaar en de tranen rollen langs onze beide wangen. Zielsverwanten.